opera
SHOW.18
solotentoonstelling
Van Eyk zet in deze solo show de ruimte naar zijn hand. Logische en onlogische vloeren, glimmende reliëfs, rabarberbladeren in kassen, schotels die geen schotels zijn, gesloten kasten, structuren en texturen enzovoort.
Als toeschouwer dwaal je door het werk van Ricardo van Eyk. Je kunt groot kijken van een afstand maar je kun ook de ruimte afzoeken.
Geeft Ricardo hiermee commentaar op de maakbare wereld om ons heen? Er is veel te zien en te herkennen.
“OPERA” is een titel die niet veel verklapt” zegt hij. OPERA (latijn, meervoud voor werken) “Het is een vijfletter woord. Eigenlijk hebben al mijn solo’s vijf-letterige titels.”
Voordat Van Eyk zijn plan maakt voor deze solo, heeft hij eerst de ruimte in zich opgenomen. Plattegronden, de hoogte van de ruimte, hoe zijn de wanden, de vloeren enzovoort. Allemaal informatie die hij nodig heeft. Uiteindelijk bestaat zijn show uit een samenspel van autonome werken en werken die ingrijpen in de ruimte. Dat zijn de werken die de ruimte een ander aanzien geven. Soms schurken deze ingrepen tegen de architectuur aan echter zonder architectuur te worden. Van Eyk legt bijvoorbeeld vloeren die zowel logisch als onlogisch zijn.
In de grote ruimte hangt het eerder genoemde werk dat bestaat uit acht panelen. Dit werk is een opvallend voorbeeld van hoe van Eyk de buitenwereld naar binnen haalt. Wie uit het raam kijkt vanuit de grote ruimte ziet buiten het grote hek met de ronde cirkels (een werk van Alphons ter Avest) Binnen zie je –als een soort afdruk of spiegeling- het monumentale werk van Ricardo. En toch staat dit werk met een structuur van cirkels en lijnen helemaal op zichzelf. Wanneer ik kijk naar het grote witgrijze beeld met zijn cirkels, lijnen, structuren, glanzende en matte vlakken dan zie ik hoe van Eyk de rauwheid en esthetiek in één beeld weet te vangen. Tenminste, zo voelt het voor mij. Er gebeurt van alles op deze acht panelen. Zeker wanneer je van dichtbij kijkt, dan spat het maakproces ervan af. Het lijkt erop dat de panelen op zich ook weer samengesteld zijn uit verschillende houten platen. Onder het onregelmatige maar deels opgeschuurde oppervalk zie je hier en daar minieme meniekleurige fragmenten opdoemen. Je ziet verdikkingen in de lijnen, bobbels in het hout en ga zo maar door. In alles onderwerpt van Eyk dit werk aan zijn ideeën en ogen, hoe hij ernaar kijkt.
Dit grote werk is kenmerkend voor zijn werkwijze en het gedachtegoed. In het atelier zegt Ricardo van Eyk hoe hij gevormd is door de plekken in zijn jeugd en hoe hij de connectie met de buitenwereld zoekt. Het zit in al zijn werk, hij destilleert een eigen wereld aan beelden uit de gemaakte wereld van nieuwbouwwijken, wegen, gebouwen, vuilcontainers, stortplaatsen, hangplekken, skateparken, hekken, omheiningen, wachtruimtes, schotelantennes enzovoort. Hij is geen romanticus maar een realist. Een intuïtieve denker en maker. Hij maakt dingen niet mooier maar wel anders. Hij maakt de dingen zo dat ze ergens op lijken maar je weet niet direct waarop. Hij dwingt je niet maar hij vraagt je wel om goed te kijken. Dat geldt
zowel voor de autonome werken als voor de ingrepen in de ruimte. Voor de vloeren die hij gelegd heeft, de schotels in het atrium, de kasten, de kas enzovoort. Als toeschouwer dwaal je door het werk van Ricardo van Eyk. Je kunt groot kijken van een afstand maar je kunt ook inzoomen. Er is veel te zien en veel te herkennen. In de show van Ricardo van Eyk moet je de ruimte afzoeken.”